Om te leren hoe woningen in ons land aardgasvrij kunnen worden, ondersteunt het Programma Aardgasvrije Wijken proeftuinen in 46 wijken. Het programma stelt subsidie beschikbaar aan deze proeftuinen om zo meer te leren over de manier waarop de wijkgerichte aanpak kan worden ingericht en opgeschaald. Het OFL maakte na de eerste ronde aanvragen in 2019 een analyse van de kwaliteit van de participatie- en communicatieplannen van de aanvragers van de proeftuinen. Daaruit kwam de conclusie voort dat bij een derde van de gemeenten geen melding gemaakt was van een participatieplan. Daarom werd in de tweede ronde het opnemen van een participatie- en communicatieplan een verplicht onderdeel. Het OFL heeft nu, na de tweede ronde van de proeftuinen aanvragen, een nieuwe analyse uitgevoerd!
De inzichten van de analyse van de participatie- en communicatieplannen en het gebruikte analysekader worden beschreven in onderstaand document. Hieronder kortbondig de conclusie.
Conclusie
- De analyse geeft een beperkt beeld van de kwaliteit van de communicatie- en participatieplannen. Dit komt door de subjectieve beoordelingscriteria, de keuze voor een bepaald analysekader en het ontbreken van informatie in de plannen.
- Dit beperkte beeld laat zien dat de kwaliteit van de plannen in het algemeen voldoende tot goed zijn.
- Op twee onderdelen (is er een politiek/bestuurlijk besluit genomen t.a.v. het participatieproces? en krijgen stakeholder te horen op welke manier hun inbreng heeft doorgewerkt?) is te weinig informatie aangeleverd om tot een echt goede beoordeling te komen.
- De aanvragen van de proeftuinen laten een goede spreiding zien van typen participatie. Dit betekent dat de proeftuinen hun naam eer aan doen, omdat ervaringen kunnen worden opgedaan met verschillende typen samenwerking.
- De participatietypen delegeren, controle-zelfbestuur en eigendom kwamen minder voor dan de overige typen. Dit is echter niet vreemd, omdat de meeste initiatieven nog steeds door gemeenten worden gestart en gemeenten nog relatief weinig ervaring hebben met deze drie vormen.
- Om bewoners te empoweren, kiezen gemeenten wat betreft ‘het kunnen’ het vaakst voor kennisoverdracht (informatievoorziening), doen ze beroep op sociale netwerken en stellen ze financiën beschikbaar.
- Verbinding leggen met andere (wijk)opgaven (kunstmatige bronnen), al dan niet in het fysieke domein, komt minder voor in de aanvragen. Dat is opvallend, omdat naar deze verbinding wél expliciet gevraagd werd in de aanvragen voor de tweede ronde.
Aanbeveling
De criteria waaraan de aanvragen voor de tweede ronde moesten voldoen, waren uitgebreider en beter omschreven dan die voor de eerste ronde aanvragen in 2019. Dit heeft het OFL in staat gesteld om een betere analyse te maken van de kwaliteit en inhoud van participatie in de aanvragen. De voorzichtige conclusie is dat er een stap voorwaarts is gezet wat betreft die kwaliteit en inhoud van de participatieplannen. Er ontbreken echter nog essentiële onderdelen in de ingediende participatieplannen om een goed oordeel te kunnen vellen. In de criteria voor de aanvragen voor de derde ronde proeftuinen kan dat rechtgezet worden door daar explicieter naar te vragen.