Het Nationaal Klimaat Platform faciliteert de maatschappelijke dialoog over het klimaatbeleid. Felix: “Hierbij houd ik mij bezig met de relatie tussen burgers, burgerinitiatieven en de overheid op het gebied van klimaattransitie. Hoe kunnen we samenwerken en elkaar versterken? We kijken daarbij vanuit de samenleving, wat kunnen/willen/doen mensen zelf en hoe kunnen we dat stimuleren?”
Wat is jouw achtergrond?
Ik werk sinds 2016 als participatieadviseur. Naast mijn werk bij het OFL doe ik bij Directie Participatie en de Erasmus Universiteit onderzoek naar participatie. Eigenlijk heb ik een hele vreemde achtergrond voor iemand die zich met participatie bezighoudt…
Ik kom uit een technisch-wetenschappelijke hoek. Eerst werkte ik als onderzoeker bij de universiteit (Utrecht), daarna ben ik bij Rijkswaterstaat terechtgekomen. Ik hield me daar onder andere bezig met het toetsen van de dijksterkte langs de Nederlandse kust. Ik heb verschillende functies uitgevoerd binnen het waterdomein; zowel op het gebied van beleid als uitvoering. In mijn voorlaatste baan had ik vooral te maken met ‘hardcore civiel technici’. Ik was daar echter als enige helemaal niet bezig met de techniek, maar zat daar namens Rijkswaterstaat in de Topsector ‘Water’. Daarin gaat het over de samenwerking tussen het bedrijfsleven, kennisinstellingen en de overheid en over de fysieke innovaties. In die tijd merkte ik op dat de sociale innovaties – waarvan participatie er één is – relatief steeds belangrijker werden dan de fysieke innovaties voor het welzijn van Nederland. Zo heb ik dus de beslissing genomen om mij bezig te gaan houden met deze sociale innovaties. Ik zeg altijd dat ik tijdens mijn loopbaan ‘van bèta naar gamma’ ben gegaan.
Vanuit jouw ervaring in het waterdomein zou het een logische keuze zijn om je bij het OFL ook met projecten in het waterdomein bezig te houden. Bijvoorbeeld het Noordzeeoverleg of het Deltaprogramma. Maar je hebt er toch voor gekozen om je met hele andere projecten – met name in de energietransitie – bezig te houden (NKP, Aardgasvrije wijken). Bewuste keuze?
Omdat ik al zo lang in het waterdomein werkzaam was, merkte ik dat mijn inhoudelijke kennis me af en toe dwars ging zitten. Te veel inhoudelijke kennis vernauwt je blik. Ik vind het belangrijk om verwonderd te blijven en steeds weer iets nieuws te leren. Daarom heb ik bewust gekozen voor onderwerpen die weinig met water te maken hebben. Nu heeft het klimaat natuurlijk ook met water te maken, maar als één van de aspecten van de klimaattransitie
Voorheen was je betrokken bij het project Aardgasvrije wijken en nu bij het NKP. Beide projecten hebben met energietransitie te maken en het betrekken van burgers. Heb je veel aan jouw eerdere ervaringen in je huidige werk?
Ja, heel zeker! Zowel destijds bij Aardgasvrije wijken als bij het NKP kijken we bewust vanuit de uitvoering van het beleid, dus vanuit de burgers naar de overheid, en niet andersom. Bij de overheid gebeurt dat nog vaak andersom. Op zich is dat niet verkeerd, het is meer een constatering. Ik denk dat allebei nodig is. Maar als je participatie wilt laten werken, moet je je kunnen verplaatsen in het denken en doen van de mensen waarmee je wilt samenwerken. Je moet je dus goed kunnen inleven. Dat is precies wat we bij Aardgasvrije wijken hebben geprobeerd te doen: de mensen van de overheid en de bewoners van Nederland kennis laten maken met elkaars wereld. Als onderzoeker of beleidsmedewerker zit je natuurlijk in een bepaalde bubbel. Dat betekent ook dat je je eigen veronderstellingen nogal eens onjuist zijn als je in gesprek gaat met mensen die niet in jouw bubbel zitten. Dat ‘verrast en verwonderd worden’ vind ik het mooie aan mijn vak.
Bij het project Aardgasvrije wijken gingen we bijvoorbeeld in zo’n 20 wijken het gesprek aan met mensen die daar wonen. Je merkt dat je bevooroordeeld bent, maar door de gesprekken ga je op een andere manier naar het onderwerp en de betrokkenen kijken. Je hebt in eerste instantie toch oogkleppen op en die worden continu geopend. Hoe kun je mensen die – zoals wij het eufemistisch noemen - minder deelnemen aan de klimaattransitie toch bij de transitie betrekken? Dat kan alleen door iets van hun belevingswereld te weten te komen. Dat is ook belangrijk in mijn werk voor het OFL.
Daarnaast wordt beleid vaak gemaakt door mensen in een bepaalde bubbel, terwijl veel inwoners van Nederland in een hele andere bubbel zitten. Je moet je – als je goed beleid wilt maken – wel kunnen verplaatsen in deze andere bubbels. Zo kan iemand van beleid al gauw denken: ‘dan plaats je toch wat zonnepanelen op je dak om te verduurzamen’. Maar wat als je in een huurwoning woont? Of je woont op een tussenetage en je hebt helemaal geen eigen dak? Of je familie maakt je voor gek uit wanneer je zonnepanelen op je dak zou plaatsen? Dat zijn situaties die vaak voorkomen maar waar niet iedereen zich van bewust is.
Door met mensen in gesprek te gaan, heb je natuurlijk maar een klein deel van die mensen te pakken. Hoe kom je toch meer te weten over hun belevingswereld?
Met mensen in gesprek gaan is natuurlijk de meest directe, meest intensieve manier. Dat kun je niet elke dag doen. Wat je wel kunt doen is praten met vertegenwoordigers van deze groepen. Zo heb je de Alliantie Inclusieve Energie. Deze groep vertegenwoordigt mensen met een niet-Westerse achtergrond. De leden van de alliantie hebben zelf ook een niet-Westerse achtergrond en kunnen zich dus goed inleven. Door met leden van zulke groepen te praten kun je je in een bepaalde groep buiten jouw bubbel inleven zonder zelf de straten op te gaan om allerlei mensen aan te spreken. Daarnaast kun je ook anderen bevolkingsonderzoek laten doen: ‘Hoe denkt de Nederlandse bevolking over bepaalde onderwerpen?’. Kanttekening daarbij is wel dat mensen die geen affiniteit met het onderwerp hebben vaak niet willen meepraten en soms ook simpelweg niet gevonden willen worden. Wat we van al dat onderzoek leerden is dat mensen vaak wel de intentie hebben om iets te doen, maar het ontbreekt aan het daadwerkelijk uitvoeren.
Hoe ga je daarmee om?
Als procesbegeleider moet je erachter zien te komen wat dan wel een trigger kan zijn. Veel mensen zijn bijvoorbeeld een groot deel van hun inkomen kwijt aan energiekosten. Kijk dan niet in de eerste instantie hoe je kunt gaan verduurzamen, maar eerst hoe je hen kunt helpen met hun inkomen. Duurzaamheid staat voor lang niet iedereen op nummer één: veel mensen vinden andere zaken belangrijker zoals veiligheid of leefomgeving. Het is de kunst om erachter te komen wat mensen het meest belangrijk vinden en hoe dat kunt combineren met de klimaattransitie. Een aantal jaar geleden hoorde ik een mooi voorbeeld van studenten. Zij wilden graag iets aan verduurzaming doen én minder huur betalen. Dus hadden ze met hun huisbaas afgesproken dat die de materialen zou leveren en zij de menskracht. Het financiële voordeel dat de investeringen opleverden, zouden ze samen delen. Een dergelijke oplossing zie je ook terug bij woningbouwverenigingen. Ik vind dit ook typisch het werk van het OFL: ga op zoek naar common grounds en oplossingen waar beide partijen iets aan hebben. Het is mijn taak om deze voorbeelden aan te halen en erover te vertellen.
Denk je dat je nog een keer teruggaat naar het waterdomein?
Ik denk het niet. Het sociale domein is voor mij een soort van intellectuele snoepwinkel. Bij het waterdomein zie je dingen voor je ogen verschijnen; een dijk of een natuurvriendelijke oever. Je ziet echt het resultaat van je werk. Maar wat ik hier zo mooi vind, is dat ik zoveel mensen met goede ideeën en energie tegenkom. Dat enthousiasme en die positieve houding die ik zie en voel, dat zorgt ervoor dat ik elke werkdag weer vol enthousiasme aan de slag ga. Dat had ik aan het begin van mijn carrière echt niet gedacht. Maar mijn nieuwsgierigheid en leergierigheid zijn wel altijd een rode draad in mijn werk geweest. Ik wil altijd weten hoe het zit, hoe mensen denken en waarom. Dit probeer ik zoveel mogelijk zonder oordeel te doen, al is dat niet altijd gemakkelijk. Het mooie van het participatievak is de hoeveelheid dilemma’s waar je mee te maken hebt. Er bestaan geen eenduidige antwoorden, je moet samen met anderen op zoek naar de best mogelijke oplossing.
Tot slot: hoe duurzaam ben jij zelf?
Dat is een goede vraag, haha. Ik denk dat ik redelijk duurzaam ben. We hebben dit jaar in alle ramen dubbel glas laten zetten. Ook zijn we aan het onderzoeken of een warmtepomp een optie is. En samen met de buren bekijken we de mogelijkheden van zonnepanelen. Aan de voorkant mogen we geen zonnepanelen omdat het beschermd stadsgezicht is. Dus misschien kiezen we wel voor dakpannen met geïntegreerde zonnepanelen. Hoewel de opbrengst daarvan nu nog slechts een derde is ten opzichte van gewone zonnepanelen (en de kosten zijn drie keer zo hoog).
Verder hebben we onze achtertuin aangepakt en veel meer groen toegevoegd. Ook hebben we een grotere regenton gekocht en spoelen mijn vrouw en ik geregeld de wc door met regenwater. Maar ik weet dat er nog veel meer mogelijk is. Bewuster kleding kopen, nog minder vlees eten en elektrisch gaan rijden. Op een schaal van één tot tien geef ik mezelf een klein zesje. Het kan dus wel beter. Maar misschien is het belangrijker om vooral aandacht te besteden aan datgene dat je doet en de kansen die je benut.
Lees meer over de projecten uit het artikel: