Dit is een van de conclusies uit de OIM-werkconferentie van 2 november 2017 waarin lokale en regionale overheden reflecteerden op de concept-transitieagenda’s circulaire economie. De transitieagenda’s zijn opgesteld in het kader van het Rijksbrede Programma Circulaire Economie door vijf transitieteams met vertegenwoordigers van overheden en veel maatschappelijke partijen (bedrijven, natuur- en milieuorganisaties, overheden, kennisinstituten, etc.).
Afstand tot de consument
Ook de afstand van de consument tot de circulaire economie is te groot, wat een belemmering vormt voor de Nederlandse ambitie van 100% circulair in 2050. Als de burger niet mee verandert, is het lastig onderdelen van de transitieagenda’s te verwezenlijken. Dit vraagt een flinke omslag in denken en handelen. Er is een investering nodig in het informeren, enthousiasmeren en betrekken van brede groepen van de bevolking om de omslag naar een circulaire economie, versneld, te kunnen maken.
Concrete vertaling naar lokale uitvoeringspraktijk
Om de agenda’s regionaal en lokaal uitvoerbaar te maken, moeten de abstracte uitgangspunten vertaald worden naar herkenbare acties voor regionale en lokale overheden. Het is wenselijk om met ondersteuning van het Rijk een regionaal plan van aanpak of visie circulaire economie te ontwikkelen op lokaal en regionaal niveau. Ondersteunend werkt het laten zien van sleutel- en icoonprojecten in de regio’s.
Aanbevelingen op 8 thema’s
De centrale vraag tijdens de OIM-werkconferentie in november was in hoeverre de transitieagenda’s circulaire economie rekening houden met de regionale/lokale uitvoeringspraktijk. Dit heeft geleid tot een reeks aanbevelingen op 8 hoofdthema’s en enkele specifieke aanbevelingen per transitieagenda. De aanbevelingen lopen uiteen van het investeren in kennisdeling, een oproep tot meer afstemming tussen de transitieagenda’s onderling, tot de vraag om aandacht voor de logistieke consequenties van de omslag naar een circulaire economie.
De Nota met alle aanbevelingen is vandaag aangeboden aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de minister van Economische Zaken en Klimaat, de andere overheden (de VNG, het IPO, de Unie van Waterschappen) en de voorzitters van de transitieagenda’s.
In januari 2018 verwacht het OIM een reactie op de aanbevelingen vanuit de staatssecretaris en de VNG.